woensdag 29 april 2015

Madeliefje

Woensdag 29 april 2015



Madeliefje (Bellis perennis)

Vindplaats: 's-Gravelandseweg 38, Bussum, 29 april 2015, op het gras voor de school.
Vindplaats Google Maps

Bloeiwijze
Het Madeliefje is onderdeel van de composietenfamilie (Asteraceae, oude naam Compositae). De bloeiwijze van de composieten is het hoofdje, een schijnbloem, die uit talrijke bloempjes is opgebouwd. Hierop slaat ook de benaming composieten, wat ' samengesteldbloemigen' betekent. Het fundament van het bloemhoofdje is de bloemhoofdjesbodem, waarop de bloempjes dicht opeen staan ingepland. Dat geheel wordt omhuld door een of meer kransen van schutblaadjes. Bij het schotelvormig hoofdje van het Madeliefje is de bloembodem geel en staan de witte blaadjes in twee rijen.

Composieten

De composietenfamilie is een van de grootste plantenfamilies, met wel 23.000 soorten, zie bijvoorbeeld de paardenbloem en het madeliefje. Een bloem van een soort van deze familie is eigenlijk een verzameling van een groot aantal kleine bloemetjes. Bekende soorten zijn de paardebloem, zonnebloem, de andijvie en de kamille. De bloemen kun bestaan uit buisbloemen en/of lintbloemen en/of straalbloemen. 

Buisbloem                                        Lintbloem                                          Straalbloem

Kenmerken

Het madeliefje is een algemeen voorkomend plantje. Kinderen maken er kettingen van of kransen voor hun haar. Het is een klein plantje, tot 20 centimeter hoog. De bladeren staan in een rozet en zijn kort behaard, de middennerf is alleen zichtbaar. Het madeliefje kun je over de hele wereld (behalve in de tropen) vinden in graslanden, op hellingen en bossen, tot 2400 meter hoogte. Het Madeliefje staat afgebeeld op een postzegel van de Faroer Eilanden, een eilandgroep in de Atlantische oceaan halverwege Schotland en IJsland (onderdeel van Denemarken). De blaadjes van het madeliefje werden vroeger als sla gegeten. Ook werden ze gekookt en als groente geserveerd bij vette, zware vleesgerechten. 


Tegenwoordig worden ze nauwelijks meer als groente gebruikt, maar doen de bloemetjes nog goede dienst als gezonde versiering op een salade of in de soep. De bloemknopjes worden wel gebruikt als kappertjes.  In de Noorse mythologie wordt het Madeliefje aan Frya gewijd, de godin der liefde en vruchtbaarheid. Bij de Kelten was de bloem de patroonheilige van de boeren. De Franse koning Lodewijk IX (1214-1270) nam het Madeliefje samen met de lelie in zijn wapen op. 


dinsdag 28 april 2015

Bonte Gele Dovenetel

Bonte Gele Dovenetel

Laren, 28 april 2015












Bonte Gele Dovenetel (Lamiastrum galeobdolon, subsp. argentatum)

Vindplaats: Schuilkerkpad, Laren, 28 april 2015, onder bomen.

Bloeiwijze: Net als bij andere lipbloemigen is de bloeiwijze een schijnkrans: twee ineengedrongen gevorkte bijschermen. De bloemen zijn tweeslachtig, met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen. De gele 1,5 tot 2,5 centimeter grote bloemen vormen samen schijnkransen. de onderlip heeft rode vlekken. De kroonbuis is iets gekromd met van binnen een schuine haarring. Ze bloeien in april, mei en juni.


Dovenetels: De Bonte gele dovenetel is een vorm of ondersoort van de gele dovenetel. Soms onderscheidt men nog twee ondersoorten: Grote gele dovenetel (subsp. montanum) en de Kleine gele dovenetel (subsp. galeobdolon). Galeobdolon is afgeleid van het Latijnse galea (helm) en het Griekse bdolos (stank). Argentatum betekent zilveren of zilverkleurig (van de bladeren met witte of zilverige vlekken). De Bonte gele dovenetel groeit ook goed in beschaduwde plaatsen en komt oorspronkelijk voor in Midden-Europa en inmiddels ook op verschillende plaatsen in de Verenigde Staten, AustraliĆ« en Japan. In Nederland vrij algemeen in Zuid-Limburg, Twente en de Achterhoek. 



Kenmerken: De Bonte gele dovenetel is een ondersoort die veel als sierplant en bodembedekker werd en wordt toegepast. Deze ondersoort is zeer dominant en moet in een tuin binnen de perken worden gehouden. Doordat het met tuinafval in bosranden wordt gedumpt, heeft dit op veel plaatsen geleid tot ernstige verwildering in bossen. De plant heeft kruipende uitlopers en groeit in grote groepen. De bladeren zijn wintergroen. De bladeren lijken op een brandnetel, maar zijn niet bezet met brandharen. 



 Links de Grote gele dovenetel (subsp. montanum) en rechts de Bonte gele dovenetel (subs. argentatum).






















zondag 19 april 2015

Witte Dovenetel

Witte Dovenetel

Laren, 19 april 2015

Witte dovenetel (Lamium Album)

Vindplaats: Laarder Eng, Veerweg, Laren, 19 april 2015, in de berm

Bloeiwijze: Schijnkrans, een bloeiwijze die bestaat uit twee ineengedrongen gevorkte bijschermen. Komt voor bij de lipbloemenfamilie (Labiatae of Lamiaceae), zie bijvoorbeeld ook de blog van 6 april over de Paarse Dovenetel. Lamium is afgeleid van het Griekse woord lamos, dat muil of keelgat betekent. Dat heeft betrekking op de muilvormige bloemkroon. Album betekent wit, de bloemen van de plant zijn wit. De naam Dovenetel is omdat de bladeren op die van een brandnetel (Urtica) lijken, maar wel 'doof' zijn, wat wil zeggen niet bezet met brandharen. De Witte Dovenetel bloeit van  april tot en met september. De bloemen zijn tweeslachtig met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen. De bloemen zijn wit en heel soms roze. Ze zijn 2 tot 2,5 cm lang. De bovenlip is sterk behaard. De onderlip heeft 2 of 3 kleine tanden. De helmknoppen zijn zwart. Het stuifmeel is bleekgeel en de kelk is vaak paars gevlekt. De bloemen bevatten veel nectar en worden druk bezocht door bijen, hommels en mieren. Mieren zorgen ook voor de verspreiding van de zaden, omdat er aan de zaden een mierenbroodje (elaiosoom, afgeleid van het Griekse elaion dat olie betekent) hangt dat als voedsel kan dienen voor mieren. 

Dovenetels

De witte dovenetel is in Nederland een algemeen voorkomende, overblijvende plant. De bladeren en stengels lijken sterk op die van de brandnetel, maar hebben geen netels met mierenzuur. Dovenetels groeien in dezelfde stikstofrijke, niet te droge grond als brandnetels, bijvoorbeeld in bermen en bosranden. Toch is een witte dovenetel gemakkelijk van brandnetels te onderscheiden doordat de bladkartels duidelijk slordiger zijn. Verder zijn de bladnerven ook al van de bovenkant af te zien. In het dovenetelblad en de stengels zitten altijd wat roodbruine vlekjes of nerven, dit komt bij brandnetels niet voor. Bovendien is de stengel vierkant met duidelijke ribben en bij brandnetels zijn ze wel licht geribd, maar bijna rond. Brandnetels zijn bovendien geen lipbloemigen en hebben een totaal andere bloeiwijze. 

Kenmerken

De Witte dovenetel komt algemeen voor in Europa. Ondergronds kent de plant ver vertakte uitlopers. De vierkante, holle stengel is behaard met paarsgewijze bladeren, om en om tegenoverstaand. Aan de voet van de stengel zijn de bladeren hartvormig, aan de top meer langwerpig. De bladeren zijn gezaagd en lijk en nogal op de van de Grote brandnetel. Het meest opvallen de kenmerk zijnde witte tweezijdig symmetrische lipbloemen. Deze ontspringen in het bovenste deel van de plant kransvormig rondom de plaats waar de bladeren uit de stengel komen. Het is in feite een schijnkrans bestaande uit 8 of meer lipvormige bloemen. De plant kan 60 cm hoog worden, maar blijft afhankelijk van seizoen, standplaats en klimaat ook steken bij een hoogte van 30 tot 40 cm. De foto hieronder is door mij gemaakt op 19 april 2015 in Laren


maandag 6 april 2015

Paarse Dovenetel

Laren, 6 april 2015

Paarse Dovenetel (Lamium purpureum)



Vindplaats: Laarder Eng, 6 april 2015. Eind Engweg, Laren, in de berm, onder bomen
Vindplaats google maps

Bloeiwijze:  De bloemen zitten in een zg. schijnkrans, de karakteristieke bloeiwijze van een Lipbloemige. De bloemen lijken in een krans staan, maar staan in feite in twee tegenoverstaande, gevorkte bijschermen in de oksels van tegenoverstaande bladeren (zie figuur). In dit symmetrische, meerassige vertakkingstelsel komen de bloemen in een bepaalde volgorde in bloei. De oudste bloem zit in het midden. De plant bezit een aantal van deze schijnkransen. De schutbladen van de onderste schijnkransen zijn duidelijk gesteeld. De helmknoppen vallen op door de oranje pollen. De bloemen produceren nectar en trekken daarmee insecten aan die voor de bestuiving zorgen. De nootjes dragen een zogenaamd mierenbroodje, een oliehoudend aanhangsel. Deze nootjes worden door mieren versleept en zo verspreid. 



Dovenetels

Onder de dovenetels neemt de eenjarige Paarse dovenetel, Lamium purpureum, een aparte plaats in. Niet alleen is de soort eenjarig en maakt derhalve zijn hele levenscyclus binnen een korte periode helemaal af, ze is ook tijdens zachte winters vaak bloeiend te vinden in akkerranden en langs stoepranden. De kleine paarse lipbloemen vallen dan op en ook de paars aangelopen bladeren. De vaak nietige planten zijn daardoor toch een opmerkelijke verschijning in ons leefmilieu.

Kenmerken


De Paarse dovenetel, Lamium purpureum, is een eenjarig akkeronkruid. Het plantje wordt niet groter dan 10 tot 30 cm en bloeit van maart tot oktober. Het kiemt het hele jaar door. Dat heeft tot gevolg dat je zelfs tijdens zachte winters bloeiende Paarse dovenetels kunt vinden.

De kruisgewijs tegenover elkaar staande bladeren zijn regelmatig gekarteld. De onderste stengelbladeren zijn eirond tot driehoekig. De hogere stengelbladeren zijn langer dan breed, eirond of ruitvormig. Deze bovenste bladeren zijn vaak paarsig aangelopen, wat de kleur van het bloeiend gedeelte versterkt. De stengel is vierkant op doorsnede.

De Paarse dovenetel is een akkerplant en houdt van een bodem die bewerkt of waarin gerommeld wordt, zoals in moestuinen en op erven. Je vindt hem ook in bewerkte bermen en op kaal getrapte grond. Vind je een grote populatie dan kun je ervan uitgaan dat er een te intensief bodemgebruik plaatsvindt. Hij komt ook in de duinen voor, op dijken en onder hakhout, maar ook langs stoepranden. De foto hieronder is door mij gemaakt in de duinen bij Wijk aan Zee op 5 april 2015.