Bonte Gele Dovenetel
Laren, 28 april 2015
Bonte Gele Dovenetel (Lamiastrum galeobdolon, subsp. argentatum)
Bloeiwijze: Net als bij andere lipbloemigen is de bloeiwijze een schijnkrans: twee ineengedrongen gevorkte bijschermen. De bloemen zijn tweeslachtig, met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen. De gele 1,5 tot 2,5 centimeter grote bloemen vormen samen schijnkransen. de onderlip heeft rode vlekken. De kroonbuis is iets gekromd met van binnen een schuine haarring. Ze bloeien in april, mei en juni.
Dovenetels: De Bonte gele dovenetel is een vorm of ondersoort van de gele dovenetel. Soms onderscheidt men nog twee ondersoorten: Grote gele dovenetel (subsp. montanum) en de Kleine gele dovenetel (subsp. galeobdolon). Galeobdolon is afgeleid van het Latijnse galea (helm) en het Griekse bdolos (stank). Argentatum betekent zilveren of zilverkleurig (van de bladeren met witte of zilverige vlekken). De Bonte gele dovenetel groeit ook goed in beschaduwde plaatsen en komt oorspronkelijk voor in Midden-Europa en inmiddels ook op verschillende plaatsen in de Verenigde Staten, Australiƫ en Japan. In Nederland vrij algemeen in Zuid-Limburg, Twente en de Achterhoek.
Kenmerken: De Bonte gele dovenetel is een ondersoort die veel als sierplant en bodembedekker werd en wordt toegepast. Deze ondersoort is zeer dominant en moet in een tuin binnen de perken worden gehouden. Doordat het met tuinafval in bosranden wordt gedumpt, heeft dit op veel plaatsen geleid tot ernstige verwildering in bossen. De plant heeft kruipende uitlopers en groeit in grote groepen. De bladeren zijn wintergroen. De bladeren lijken op een brandnetel, maar zijn niet bezet met brandharen.
Links de Grote gele dovenetel (subsp. montanum) en rechts de Bonte gele dovenetel (subs. argentatum).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten