maandag 18 mei 2015

Robertskruid

Laren, 18, mei 2015


Robertskruid (Geranium robertianum)

Vindplaats: Baarn, Kasteel Groeneveld, in de berm
Vindplaats google maps

Bloeiwijze: Alleenstaande bloem. Robertskruid bloeit van mei tot in de herfst met kleine helder roze (zelden witte) bloemen, meestal twee bij elkaar. De kroonbladen hebben een ronde top. De vijf kroonbladen zijn veel langer dan de kelkbladen en nauwelijks uitgerand. De bloemen worden bestoven door onder meer bijen. Het stuifmeel dat uit de tien helmknoppen komt heeft een paarse of oranje kleur.

Ooievaarsbekfamilie

De ooievaarsbekfamilie (Geraniaceae) is een familie van bloeiende planten die in de gematigde tot warme streken voorkomen, vooral in zuidelijk Afrika. De familie telt circa 800 soorten met de geslachten Geranium, Pelargonium en Erodium (reigersbek). Bij alle planten bevindt zich aan de bovenkant van de vrucht een smalle, snavelachtige vorm. Vandaar de Nederlandse namen ooievaarsbek en reigersbek, maar ook de uit het Grieks stammende namen Geranos (kraanvogel), pelargos (ooievaar) en erodios (reiger).

Kenmerken

De naam Robertskruid zou of afgeleid zijn van rood of van Robert of Ruprecht, aartsbisschop van Salzburg, die reeds in de 17e eeuw dit kruid als geneesmiddel aanbeval tegen oogontstekingen, huiduitslag, dauwworm en mondontstekingen. De een- tot tweejarige plant kan tot 50 cm hoog worden en staat vaak aan de onderrand van plantengemeenschap waarin ze staat. tot 6,5 cm grote bladeren zijn in omtrek driehoekig, en een of tweemaal geveerd. De deelblaadjes van de drie- tot vijftallige bladeren zijn ingesneden. Het middelste deelblaadje lijkt een eigen steel te hebben en staat los van de nevenliggende andere deelblaadjes. Daardoor is Robertskruid binnen het geslacht Geranium gemakkelijk te onderscheiden van de andere soorten. Soms kleuren de bladeren een beetje roodachtig. Dat speelt vooral op droge ondergrond. Ook de stengel kleurt vaak rood.

Veldzuring

Laren, 18 mei 2015


Veldzuring (Rumex acetosa)

Vindplaats: Eemnes, Stammeweg, 5 mei 2015, in de berm


Bloeiwijze: De bloeiwijze is een pluim. Veldzuring is een tweehuizige soort, dat betekent dat de planten die bloemetjes met eicellen produceren andere planten zijn dan die die bloemetjes met mannelijke voortplantingscellen, of pollen, voortbrengen. De mannelijke planten zijn veel teerder en blijven ook een stuk kleiner dan de vrouwelijke planten. Tijdens hun bloei zie je aan de kleine tot 3 mm grote bloemetjes met zes bloemdekbladen de zes meeldraden hangen. De bloemdekbladen staan als een parapluutje boven de meeldraden en ze beschermen op die manier de helmknoppen tegen de regendruppels. Zodra deze hun pollen hebben afgegeven aan de lucht vallen de oude meeldraden af en meestal vallen ook de bloemdekbladen al snel af. Daardoor zijn deze mannelijke planten nog moeilijker in de grazige begroeiing te vinden.

Duizendknoopfamilie
De duizendknoopfamilie (Polygonaceae) is ondanks de kleine bloemen gemakkelijk te herkennen door de vaak van vele dikke knopen voorziene stengel en door het vliezige kokertje dat de stengel omgeeft, overal waar er een blad aan is bevestigd. Bij vele soorten staan de bloemen dicht bijeen en lopen daardoor goed in het oog. Ook scheiden ze rijkelijk veel honing af en worden ze druk door insekten bezocht. De gevleugelde vruchtjes worden door de wind verspreid bij zuring en rabarber. 

Kenmerken
De Nederlandse naam zuring duidt op de zure smaak van de plant door de aanwezigheid van oxaalzuur. Rumex is latijn en betekent werpspies, hetgeen slaat op de bladvorm van een aantal soorten. Acetose komt van het Latijnse acetum (azijn). Het verschil in mannelijke en vrouwelijke planten is ook goed te zien aan de bouw van de planten. Vrouwelijke planten zijn veel forser en groter en je kunt de planten ook goed herkennen, omdat na de bloei de roodkleurige nootjes, ontstaan uit de bevruchte eicellen, nog behoorlijk lang aan de plant blijven zitten. Het nootje wordt omgeven door de drie binnenste bloemdekbladen die dan vruchtkleppen genoemd worden. Uiteindelijk vallen ze af en op die manier wordt het zaad in de vorm van deze nootjes verspreid. Vroeger werd het blad van de Veldzuring gebruikt in salades. Het bevat veel vitamine C.


Smalle weegbree

Laren, 18 mei 2015


Smalle weegbree (Plantago lanceolata)

Vindplaats: Eemnes, Stammeweg, 5 mei 2015, in de berm
Vindplaats google maps

Bloeiwijze: De bloeiwijze is een aar. De bloemen van de smalle weegbree staan in een korte, eironde tot langwerpig donkere aar op een duidelijk gegroefde stengel. De vorm en de grootte is afhankelijk van de kwaliteit van de grond. Korter en boller betekent minder voedselrijke omstandigheden. De soort begint in West-Europa in de voorzomer te bloeien en er zijn tot in de herfst bloeiende exemplaren te vinden. Plantago komt van het Latijnse Planta pedis en betekent voetzool.  De bladeren lijken op een voetzool. Lanceolata betekent lancetvormig. De bloemen zijn tweeslachtig (met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zijn 4-tallig en doorschijnend. De slippen zijn spits, bruinig en 2 tot 4 mm lang. De lange meeldraden zijn lichtgeel. Er zijn 4 kelkslippen, maar het lijken er 3, doordat de beide voorste vergroeid zijn.

Weegbreefamilie

Weegbree is geen opvallende plant. De bladeren hebben nerven in de lengterichting. De bloemen staan in aren. De weegbreefamilie is een familie van tweezaadlobbige planten, overwegend kruidachtig en ze komen wereldwijd voor, van koude streken tot in de tropen. De Nederlandse naam Weegbree komt al in het Oud-Saksisch voor als wegbreda, samengesteld uit weg en breed, dus een plant die breed op de weg groeit. Weegbree werd vanuit Europa over de hele wereld verspreid. De Indianen noemde het de voetstap van de blanke, omdat het overal werd gevonden waarde Europeanen geweest waren. 

Kenmerken

De smalle weegbree is een overblijvende plantensoort. De grootte van de plant kan sterk verschillen, maar ze kan tot maximaal 50 cm hoog worden. De bladeren staan allemaal in een bladrozet. Ze zijn lancetvormig en in voedselrijke omstandigheden staan ze opgericht. Onder schrale omstandigheden zijn ze kleiner, iets ronder van vorm en liggen ze plat tegen de grond. De min of meer parallel lopende vaatbundels vallen sterk op en je ziet ze doorlopen in de versmalde steel. malle weegbree kan redelijk goed tegen betreden en je vindt haar dan ook op paden en in bermen van wegen; dat komt doordat het groeipunt dicht tegen het bodemoppervlak ligt; ook zijn de bladeren erg taai door de stevige vaatbundels. Ze is verder aan te treffen op open grazige, vochtige en zeer voedselrijke bodems. Blad van de Smalle weegbree wordt gebruikt tegen huidaandoeningen en bij voorbeeld jeuk die door het aanraken met Grote brandnetels ontstaat.


Scherpe boterbloem

Laren, 18 mei 2015


Scherpe boterbloem (Ranunculus acris)

Vindplaats: Eemnes, Stammeweg 5 mei 2015, in de berm
Vindplaats google maps


Bloeiwijze: Alleenstaande bloem. De bloem is glanzend goudgeeld, in doorsnede 1,5 tot 2,5 cm en heeft vijf kroonbladen. Er liggen behaarde kelkblaadjes tegen de kroon aan en er zijn veel meeldraden. De behaarde bloemsteel is rond en niet gegroefd. De scherpe boterbloem draagt dopvruchten met een kort, krom snaveltje. Ze bloeit vanaf april tot in de herfst (soms tot in de winter).

Ranonkelfamilie

De ranonkelfamilie (Ranunculaceae) is een plantenfamilie uit de orde Ranunculales. Het aantal soorten bedraagt wereldwijd 1300 tot 2000, waarvan de meeste in de gematigde zone op het noordelijk halfrond voorkomen. In Europa komen er circa 310 soorten voor. Bekende leden zijn de boterbloem, de bosanemoon, monnikskap, bosrank, helleborus en akelei. Bijna alle soorten zijn giftig. Vee laat de boterbloemen ook staan, gedroogd (in het hooi) vormen ze geen gevaar meer.Het zijn hoofdzakelijk kruidachtigen met grote verschillen in vormen en in bloemen. Ze zijn meestal overblijvend.


Kenmerken
Deze meerjarige plant komt zeer algemeen voor, in graslanden en in de berm. De plant is dofgroen van kleur en behaard en ze kan tot maximaal 1 m hoog worden. Er zijn uitlopers die bewortelen. De onderste bladeren hebben een lange bladsteel en zijn handvormig en diep ingesneden. Ze zijn vijf- tot zevendelig of vijf- tot zevenspletig gedeeld. De bovenste bladeren zijn zittend en geheel in lintvormige slippen gedeeld. De plant is dofgroen van kleur en behaard en ze kan tot maximaal 1 m hoog worden. Er zijn uitlopers die bewortelen. De onderste bladeren hebben een lange bladsteel en zijn handvormig en diep ingesneden. Ze zijn vijf- tot zevendelig of vijf- tot zevenspletig gedeeld. De bovenste bladeren zijn zittend en geheel in lintvormige slippen gedeeld.

Rode klaver

Laren, 18 mei 2015


Rode klaver (Trifolium pratense)

Vindplaats: Eemnes, Zuid Ervenweg, 5 mei 2015, in de berm
Vindplaats google maps

Bloeiwijze: Kegelvormig hoofdje. Rode klaver bloeit van mei tot in de herfst met rode bloemen. Soms zijn ze meer vleeskleurig tot wit. De bloeiwijzen zijn bol tot eivormig; de ronde top van de hoofdjes wordt veroorzaakt doordat de bovenste tot 15 mm lange bloemetjes rechtop staan. De hoofdjes worden aan de voet omhuld door de schutblaadjes van de bovenste twee bladeren van een stengel of zijtak. De bestuiving vindt plaats door hommels, grotere bijen en vlinders. Ze worden alleen bezocht door insecten met een lange tong, zoals hommels en vlinders; insecten met een korte tong kunnen niet bij de nectar komen. Verwelkte bloemen worden bruin, maar gaan niet hangen. Dit in tegenstelling tot de uitgebloeide bloemen in het bloemhoofdje van basterdklaver, die wel gaan hangen.


Vlinderbloemenfamilie

De Vlinderbloemenfamilie (Leguminosae oftewel Fabaceae: beide wetenschappelijke namen zijn toegestaan) is een van de grootste families van bloeiende planten met ongeveer twintigduizend soorten. De sierlijke vorm en kleur van de bloemen geven de naam aan deze familie. De familie komt bijna over de hele wereld voor. Zij levert de zogenaamde peulvruchten, die zeer belangrijk zijn omdat ze een hoog eiwitgehalte hebben. Deze familie bevat vele van onze meest waardevolle voedselsoorten zoals bonen, erwten, tuinbonen, pinda's en sojabonen.




Kenmerken

Rode klaver hoort in Nederland tot de veertig meest algemene soorten uit de inheemse flora, al is ze niet zo talrijk als de algemeen voorkomende Witte klaver. Als landbouwgewas werd ze als groenbemester gebruikt, maar door het gebruik van kunstmest en drijfmest is ze daar verdrongen. Veel zie je Rode klaver in weinig tot niet-bemeste graslanden en bermen, maar ook in ruigtes komt ze voor. Het is een overblijvende plant met een diepe penwortel en de plant kan 15-50 cm hoog worden. De stengels ontspringen in de oksels van rozetbladeren en stijgen boogvormig omhoog. De stengel is behaard. De onderste drietallige bladeren zijn eirond tot langwerpig en langgesteeld, de bovenste bladeren bijna zittend. Ze zijn zowel aan de onder- als bovenzijde bedekt met haartjes. In het midden van de deelblaadjes zit een lichte, v-vormige vlek. De steunblaadjes van de bladeren in het midden van de plant en bovenin de plant zijn breed en versmallen vrij plotseling in een spits. Ze zijn sterk generfd en voor een groot deel met de bladsteel vergroeid.



zondag 17 mei 2015

Raapzaad

Laren, 17 mei 2015


Raapzaad (Brassica rapa subsp. oleifera)

Vindplaats: Laren, in de berm langs de A1, Rijksweg oost, 4 mei 2015
Vindplaats google maps

Bloeiwijze: Een tros. Raapzaad is een tweejarige, plaatselijk algemeen voorkomende plant van 30 tot 80 cm hoog. De hoofdbloei valt in april, maar tot augustus kun je bloeiend raapzaad aantreffen op open, vochtige, voedselrijke grond, vooral in bermen. Haar 4-tallige bloemen zijn helder geel, zoet geurend en hebben 6 meeldraden en 1 stijl.

Kruisbloemenfamilie

De kruisbloemenfamilie (cruciferae of brassicaceae) wordt veel gegeten: bloemkool, boerenkool, broccoli, spruitjes, witte kool, chinese kool, radijs, mosterd en koolrabi. Maar niet alle leden van deze familie zijn eetbaar. Sommige leden hebben een hoog erucazuurghalte, wat het niet veilig maakt ze in grote hoeveelheden te eten. De familie komt wereldwijd voor en bestaat uit zowel eenjarige, tweejarige als overblijvende planten. De bloemen van de kruisbloemigen hebben vier kroon- en vier kelkblaadjes die in een kruis tegenover elkaar staan. Ze zijn daardoor gemakkelijk te herkennen.

Kenmerken
Raapzaad is een plant, die in verschillende vormen wordt gekweekt als groente (meiraapjes, paksoi, chinese kool en raapstelen), als veevoer (soorten met tot knol opgezwollen wortel) en voor haar oliehoudende zaden. Raapzaad heeft een compacte bloeiwijze, in tegenstelling tot koolzaad dat een lnaggerekte bloeiwijze heeft met knoppen boven de bloeiende bloemen. Verder zijn bij het raapzaad alleen de bovenste bladeren blauwgroen en de onderste grasgroen. Bij het koolzaad zijn alle bladeren blauwgroen. De gele bloemen die vooral in de voorzomer de bermen geel kleuren, blijken in de meeste gevallen raapzaad te zijn. Koolzaad komt in het wild maar op zeer beperkte schaal voor in Nederland. Koolzaad is een landbouwgewas dat ook verwilderd vaak wordt aangetroffen, maar raapzaad is een inheemse wilde plant, die echter ook wel (o.a. in Duitsland) wordt gekweekt.










Look-zonder-look

Laren, 17 mei 2015


Look-zonder-look (Alliaria petiolata)

Vindplaats: Engweg, Laren, in de berm onder bomen, 14 mei 2015
Vindplaats google maps

Bloeiwijze: Een tros met witte bloemen.  Look-zonder-look bloeit in de tweede helft van de lente en de vroege zomer. Zoals bij alle soorten uit de Kruisbloemenfamilie hebben de bloemen vier kroonbladeren. Bij Look-zonder-look zijn de kroonbladeren tweemaal zo lang als de kelkbladeren. De plant kan tot 1 m hoog worden. De hauwen, dat zijn de typische vruchten, zijn lang.

Kruisbloemenfamilie

De kruisbloemenfamilie (cruciferae of brassicaceae) wordt veel gegeten: bloemkool, boerenkool, broccoli, spruitjes, witte kool, chinese kool, radijs, mosterd en koolrabi. Maar niet alle leden van deze familie zijn eetbaar. Sommige leden hebben een hoog erucazuurghalte, wat het niet veilig maakt ze in grote hoeveelheden te eten. De familie komt wereldwijd voor en bestaat uit zowel eenjarige, tweejarige als overblijvende planten. De bloemen van de kruisbloemigen hebben vier kroon- en vier kelkblaadjes die in een kruis tegenover elkaar staan. Ze zijn daardoor gemakkelijk te herkennen.

Kenmerken

Look-zonder-look is een algemeen voorkomende plant. Binnen de kruisbloemenfamilie is de soort gemakkelijk te herkennen aan de witte bloemen, het blad en de geur. Na het wrijven van een blad komt er een geur vrij die volgens sommigen op uien lijkt, maar door de meeste mensen als knoflook wordt aangeduid. De botanische naam Alliaria is afgeleid van het woord voor Ui of in het wat oudere Nederlands of Vlaams Look (Allium). Niet alleen de bladeren verspreiden de uiengeur, maar ook de zaden en wortels doen dat. Dat het geen soort uit het geslacht Ui is, blijkt bij beschouwing van de ondergrondse delen: er is geen bol aanwezig, maar een normaal wortelstelsel. De bladeren aan de voet van de plant zijn lang gesteeld. De bovenste bladeren zijn hartvormig en onregelmatig getand. De stengels zijn niet vertakt en gaan meestal recht omhoog. De favoriete standplaats is op vochtige, voedselrijke grond in loofbossen, langs bospaden en beken, liefst enigszins in de schaduw, dus vaak aan de zoom van parken en bossen en in heggen. Voor de oranjetipvlinder is het de waardplant.