Rode klaver (Trifolium pratense)
Vindplaats: Eemnes, Zuid Ervenweg, 5 mei 2015, in de berm
Vindplaats google maps
Bloeiwijze: Kegelvormig hoofdje. Rode klaver bloeit van mei tot in de herfst met rode bloemen. Soms zijn ze meer vleeskleurig tot wit. De bloeiwijzen zijn bol tot eivormig; de ronde top van de hoofdjes wordt veroorzaakt doordat de bovenste tot 15 mm lange bloemetjes rechtop staan. De hoofdjes worden aan de voet omhuld door de schutblaadjes van de bovenste twee bladeren van een stengel of zijtak. De bestuiving vindt plaats door hommels, grotere bijen en vlinders. Ze worden alleen bezocht door insecten met een lange tong, zoals hommels en vlinders; insecten met een korte tong kunnen niet bij de nectar komen. Verwelkte bloemen worden bruin, maar gaan niet hangen. Dit in tegenstelling tot de uitgebloeide bloemen in het bloemhoofdje van basterdklaver, die wel gaan hangen.
Vlinderbloemenfamilie
De Vlinderbloemenfamilie (Leguminosae oftewel Fabaceae: beide wetenschappelijke namen zijn toegestaan) is een van de grootste families van bloeiende planten met ongeveer twintigduizend soorten. De sierlijke vorm en kleur van de bloemen geven de naam aan deze familie. De familie komt bijna over de hele wereld voor. Zij levert de zogenaamde peulvruchten, die zeer belangrijk zijn omdat ze een hoog eiwitgehalte hebben. Deze familie bevat vele van onze meest waardevolle voedselsoorten zoals bonen, erwten, tuinbonen, pinda's en sojabonen.
Rode klaver hoort in Nederland tot de veertig meest algemene soorten uit de inheemse flora, al is ze niet zo talrijk als de algemeen voorkomende Witte klaver. Als landbouwgewas werd ze als groenbemester gebruikt, maar door het gebruik van kunstmest en drijfmest is ze daar verdrongen. Veel zie je Rode klaver in weinig tot niet-bemeste graslanden en bermen, maar ook in ruigtes komt ze voor. Het is een overblijvende plant met een diepe penwortel en de plant kan 15-50 cm hoog worden. De stengels ontspringen in de oksels van rozetbladeren en stijgen boogvormig omhoog. De stengel is behaard. De onderste drietallige bladeren zijn eirond tot langwerpig en langgesteeld, de bovenste bladeren bijna zittend. Ze zijn zowel aan de onder- als bovenzijde bedekt met haartjes. In het midden van de deelblaadjes zit een lichte, v-vormige vlek. De steunblaadjes van de bladeren in het midden van de plant en bovenin de plant zijn breed en versmallen vrij plotseling in een spits. Ze zijn sterk generfd en voor een groot deel met de bladsteel vergroeid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten