maandag 18 mei 2015

Robertskruid

Laren, 18, mei 2015


Robertskruid (Geranium robertianum)

Vindplaats: Baarn, Kasteel Groeneveld, in de berm
Vindplaats google maps

Bloeiwijze: Alleenstaande bloem. Robertskruid bloeit van mei tot in de herfst met kleine helder roze (zelden witte) bloemen, meestal twee bij elkaar. De kroonbladen hebben een ronde top. De vijf kroonbladen zijn veel langer dan de kelkbladen en nauwelijks uitgerand. De bloemen worden bestoven door onder meer bijen. Het stuifmeel dat uit de tien helmknoppen komt heeft een paarse of oranje kleur.

Ooievaarsbekfamilie

De ooievaarsbekfamilie (Geraniaceae) is een familie van bloeiende planten die in de gematigde tot warme streken voorkomen, vooral in zuidelijk Afrika. De familie telt circa 800 soorten met de geslachten Geranium, Pelargonium en Erodium (reigersbek). Bij alle planten bevindt zich aan de bovenkant van de vrucht een smalle, snavelachtige vorm. Vandaar de Nederlandse namen ooievaarsbek en reigersbek, maar ook de uit het Grieks stammende namen Geranos (kraanvogel), pelargos (ooievaar) en erodios (reiger).

Kenmerken

De naam Robertskruid zou of afgeleid zijn van rood of van Robert of Ruprecht, aartsbisschop van Salzburg, die reeds in de 17e eeuw dit kruid als geneesmiddel aanbeval tegen oogontstekingen, huiduitslag, dauwworm en mondontstekingen. De een- tot tweejarige plant kan tot 50 cm hoog worden en staat vaak aan de onderrand van plantengemeenschap waarin ze staat. tot 6,5 cm grote bladeren zijn in omtrek driehoekig, en een of tweemaal geveerd. De deelblaadjes van de drie- tot vijftallige bladeren zijn ingesneden. Het middelste deelblaadje lijkt een eigen steel te hebben en staat los van de nevenliggende andere deelblaadjes. Daardoor is Robertskruid binnen het geslacht Geranium gemakkelijk te onderscheiden van de andere soorten. Soms kleuren de bladeren een beetje roodachtig. Dat speelt vooral op droge ondergrond. Ook de stengel kleurt vaak rood.

Veldzuring

Laren, 18 mei 2015


Veldzuring (Rumex acetosa)

Vindplaats: Eemnes, Stammeweg, 5 mei 2015, in de berm


Bloeiwijze: De bloeiwijze is een pluim. Veldzuring is een tweehuizige soort, dat betekent dat de planten die bloemetjes met eicellen produceren andere planten zijn dan die die bloemetjes met mannelijke voortplantingscellen, of pollen, voortbrengen. De mannelijke planten zijn veel teerder en blijven ook een stuk kleiner dan de vrouwelijke planten. Tijdens hun bloei zie je aan de kleine tot 3 mm grote bloemetjes met zes bloemdekbladen de zes meeldraden hangen. De bloemdekbladen staan als een parapluutje boven de meeldraden en ze beschermen op die manier de helmknoppen tegen de regendruppels. Zodra deze hun pollen hebben afgegeven aan de lucht vallen de oude meeldraden af en meestal vallen ook de bloemdekbladen al snel af. Daardoor zijn deze mannelijke planten nog moeilijker in de grazige begroeiing te vinden.

Duizendknoopfamilie
De duizendknoopfamilie (Polygonaceae) is ondanks de kleine bloemen gemakkelijk te herkennen door de vaak van vele dikke knopen voorziene stengel en door het vliezige kokertje dat de stengel omgeeft, overal waar er een blad aan is bevestigd. Bij vele soorten staan de bloemen dicht bijeen en lopen daardoor goed in het oog. Ook scheiden ze rijkelijk veel honing af en worden ze druk door insekten bezocht. De gevleugelde vruchtjes worden door de wind verspreid bij zuring en rabarber. 

Kenmerken
De Nederlandse naam zuring duidt op de zure smaak van de plant door de aanwezigheid van oxaalzuur. Rumex is latijn en betekent werpspies, hetgeen slaat op de bladvorm van een aantal soorten. Acetose komt van het Latijnse acetum (azijn). Het verschil in mannelijke en vrouwelijke planten is ook goed te zien aan de bouw van de planten. Vrouwelijke planten zijn veel forser en groter en je kunt de planten ook goed herkennen, omdat na de bloei de roodkleurige nootjes, ontstaan uit de bevruchte eicellen, nog behoorlijk lang aan de plant blijven zitten. Het nootje wordt omgeven door de drie binnenste bloemdekbladen die dan vruchtkleppen genoemd worden. Uiteindelijk vallen ze af en op die manier wordt het zaad in de vorm van deze nootjes verspreid. Vroeger werd het blad van de Veldzuring gebruikt in salades. Het bevat veel vitamine C.


Smalle weegbree

Laren, 18 mei 2015


Smalle weegbree (Plantago lanceolata)

Vindplaats: Eemnes, Stammeweg, 5 mei 2015, in de berm
Vindplaats google maps

Bloeiwijze: De bloeiwijze is een aar. De bloemen van de smalle weegbree staan in een korte, eironde tot langwerpig donkere aar op een duidelijk gegroefde stengel. De vorm en de grootte is afhankelijk van de kwaliteit van de grond. Korter en boller betekent minder voedselrijke omstandigheden. De soort begint in West-Europa in de voorzomer te bloeien en er zijn tot in de herfst bloeiende exemplaren te vinden. Plantago komt van het Latijnse Planta pedis en betekent voetzool.  De bladeren lijken op een voetzool. Lanceolata betekent lancetvormig. De bloemen zijn tweeslachtig (met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zijn 4-tallig en doorschijnend. De slippen zijn spits, bruinig en 2 tot 4 mm lang. De lange meeldraden zijn lichtgeel. Er zijn 4 kelkslippen, maar het lijken er 3, doordat de beide voorste vergroeid zijn.

Weegbreefamilie

Weegbree is geen opvallende plant. De bladeren hebben nerven in de lengterichting. De bloemen staan in aren. De weegbreefamilie is een familie van tweezaadlobbige planten, overwegend kruidachtig en ze komen wereldwijd voor, van koude streken tot in de tropen. De Nederlandse naam Weegbree komt al in het Oud-Saksisch voor als wegbreda, samengesteld uit weg en breed, dus een plant die breed op de weg groeit. Weegbree werd vanuit Europa over de hele wereld verspreid. De Indianen noemde het de voetstap van de blanke, omdat het overal werd gevonden waarde Europeanen geweest waren. 

Kenmerken

De smalle weegbree is een overblijvende plantensoort. De grootte van de plant kan sterk verschillen, maar ze kan tot maximaal 50 cm hoog worden. De bladeren staan allemaal in een bladrozet. Ze zijn lancetvormig en in voedselrijke omstandigheden staan ze opgericht. Onder schrale omstandigheden zijn ze kleiner, iets ronder van vorm en liggen ze plat tegen de grond. De min of meer parallel lopende vaatbundels vallen sterk op en je ziet ze doorlopen in de versmalde steel. malle weegbree kan redelijk goed tegen betreden en je vindt haar dan ook op paden en in bermen van wegen; dat komt doordat het groeipunt dicht tegen het bodemoppervlak ligt; ook zijn de bladeren erg taai door de stevige vaatbundels. Ze is verder aan te treffen op open grazige, vochtige en zeer voedselrijke bodems. Blad van de Smalle weegbree wordt gebruikt tegen huidaandoeningen en bij voorbeeld jeuk die door het aanraken met Grote brandnetels ontstaat.


Scherpe boterbloem

Laren, 18 mei 2015


Scherpe boterbloem (Ranunculus acris)

Vindplaats: Eemnes, Stammeweg 5 mei 2015, in de berm
Vindplaats google maps


Bloeiwijze: Alleenstaande bloem. De bloem is glanzend goudgeeld, in doorsnede 1,5 tot 2,5 cm en heeft vijf kroonbladen. Er liggen behaarde kelkblaadjes tegen de kroon aan en er zijn veel meeldraden. De behaarde bloemsteel is rond en niet gegroefd. De scherpe boterbloem draagt dopvruchten met een kort, krom snaveltje. Ze bloeit vanaf april tot in de herfst (soms tot in de winter).

Ranonkelfamilie

De ranonkelfamilie (Ranunculaceae) is een plantenfamilie uit de orde Ranunculales. Het aantal soorten bedraagt wereldwijd 1300 tot 2000, waarvan de meeste in de gematigde zone op het noordelijk halfrond voorkomen. In Europa komen er circa 310 soorten voor. Bekende leden zijn de boterbloem, de bosanemoon, monnikskap, bosrank, helleborus en akelei. Bijna alle soorten zijn giftig. Vee laat de boterbloemen ook staan, gedroogd (in het hooi) vormen ze geen gevaar meer.Het zijn hoofdzakelijk kruidachtigen met grote verschillen in vormen en in bloemen. Ze zijn meestal overblijvend.


Kenmerken
Deze meerjarige plant komt zeer algemeen voor, in graslanden en in de berm. De plant is dofgroen van kleur en behaard en ze kan tot maximaal 1 m hoog worden. Er zijn uitlopers die bewortelen. De onderste bladeren hebben een lange bladsteel en zijn handvormig en diep ingesneden. Ze zijn vijf- tot zevendelig of vijf- tot zevenspletig gedeeld. De bovenste bladeren zijn zittend en geheel in lintvormige slippen gedeeld. De plant is dofgroen van kleur en behaard en ze kan tot maximaal 1 m hoog worden. Er zijn uitlopers die bewortelen. De onderste bladeren hebben een lange bladsteel en zijn handvormig en diep ingesneden. Ze zijn vijf- tot zevendelig of vijf- tot zevenspletig gedeeld. De bovenste bladeren zijn zittend en geheel in lintvormige slippen gedeeld.

Rode klaver

Laren, 18 mei 2015


Rode klaver (Trifolium pratense)

Vindplaats: Eemnes, Zuid Ervenweg, 5 mei 2015, in de berm
Vindplaats google maps

Bloeiwijze: Kegelvormig hoofdje. Rode klaver bloeit van mei tot in de herfst met rode bloemen. Soms zijn ze meer vleeskleurig tot wit. De bloeiwijzen zijn bol tot eivormig; de ronde top van de hoofdjes wordt veroorzaakt doordat de bovenste tot 15 mm lange bloemetjes rechtop staan. De hoofdjes worden aan de voet omhuld door de schutblaadjes van de bovenste twee bladeren van een stengel of zijtak. De bestuiving vindt plaats door hommels, grotere bijen en vlinders. Ze worden alleen bezocht door insecten met een lange tong, zoals hommels en vlinders; insecten met een korte tong kunnen niet bij de nectar komen. Verwelkte bloemen worden bruin, maar gaan niet hangen. Dit in tegenstelling tot de uitgebloeide bloemen in het bloemhoofdje van basterdklaver, die wel gaan hangen.


Vlinderbloemenfamilie

De Vlinderbloemenfamilie (Leguminosae oftewel Fabaceae: beide wetenschappelijke namen zijn toegestaan) is een van de grootste families van bloeiende planten met ongeveer twintigduizend soorten. De sierlijke vorm en kleur van de bloemen geven de naam aan deze familie. De familie komt bijna over de hele wereld voor. Zij levert de zogenaamde peulvruchten, die zeer belangrijk zijn omdat ze een hoog eiwitgehalte hebben. Deze familie bevat vele van onze meest waardevolle voedselsoorten zoals bonen, erwten, tuinbonen, pinda's en sojabonen.




Kenmerken

Rode klaver hoort in Nederland tot de veertig meest algemene soorten uit de inheemse flora, al is ze niet zo talrijk als de algemeen voorkomende Witte klaver. Als landbouwgewas werd ze als groenbemester gebruikt, maar door het gebruik van kunstmest en drijfmest is ze daar verdrongen. Veel zie je Rode klaver in weinig tot niet-bemeste graslanden en bermen, maar ook in ruigtes komt ze voor. Het is een overblijvende plant met een diepe penwortel en de plant kan 15-50 cm hoog worden. De stengels ontspringen in de oksels van rozetbladeren en stijgen boogvormig omhoog. De stengel is behaard. De onderste drietallige bladeren zijn eirond tot langwerpig en langgesteeld, de bovenste bladeren bijna zittend. Ze zijn zowel aan de onder- als bovenzijde bedekt met haartjes. In het midden van de deelblaadjes zit een lichte, v-vormige vlek. De steunblaadjes van de bladeren in het midden van de plant en bovenin de plant zijn breed en versmallen vrij plotseling in een spits. Ze zijn sterk generfd en voor een groot deel met de bladsteel vergroeid.



zondag 17 mei 2015

Raapzaad

Laren, 17 mei 2015


Raapzaad (Brassica rapa subsp. oleifera)

Vindplaats: Laren, in de berm langs de A1, Rijksweg oost, 4 mei 2015
Vindplaats google maps

Bloeiwijze: Een tros. Raapzaad is een tweejarige, plaatselijk algemeen voorkomende plant van 30 tot 80 cm hoog. De hoofdbloei valt in april, maar tot augustus kun je bloeiend raapzaad aantreffen op open, vochtige, voedselrijke grond, vooral in bermen. Haar 4-tallige bloemen zijn helder geel, zoet geurend en hebben 6 meeldraden en 1 stijl.

Kruisbloemenfamilie

De kruisbloemenfamilie (cruciferae of brassicaceae) wordt veel gegeten: bloemkool, boerenkool, broccoli, spruitjes, witte kool, chinese kool, radijs, mosterd en koolrabi. Maar niet alle leden van deze familie zijn eetbaar. Sommige leden hebben een hoog erucazuurghalte, wat het niet veilig maakt ze in grote hoeveelheden te eten. De familie komt wereldwijd voor en bestaat uit zowel eenjarige, tweejarige als overblijvende planten. De bloemen van de kruisbloemigen hebben vier kroon- en vier kelkblaadjes die in een kruis tegenover elkaar staan. Ze zijn daardoor gemakkelijk te herkennen.

Kenmerken
Raapzaad is een plant, die in verschillende vormen wordt gekweekt als groente (meiraapjes, paksoi, chinese kool en raapstelen), als veevoer (soorten met tot knol opgezwollen wortel) en voor haar oliehoudende zaden. Raapzaad heeft een compacte bloeiwijze, in tegenstelling tot koolzaad dat een lnaggerekte bloeiwijze heeft met knoppen boven de bloeiende bloemen. Verder zijn bij het raapzaad alleen de bovenste bladeren blauwgroen en de onderste grasgroen. Bij het koolzaad zijn alle bladeren blauwgroen. De gele bloemen die vooral in de voorzomer de bermen geel kleuren, blijken in de meeste gevallen raapzaad te zijn. Koolzaad komt in het wild maar op zeer beperkte schaal voor in Nederland. Koolzaad is een landbouwgewas dat ook verwilderd vaak wordt aangetroffen, maar raapzaad is een inheemse wilde plant, die echter ook wel (o.a. in Duitsland) wordt gekweekt.










Look-zonder-look

Laren, 17 mei 2015


Look-zonder-look (Alliaria petiolata)

Vindplaats: Engweg, Laren, in de berm onder bomen, 14 mei 2015
Vindplaats google maps

Bloeiwijze: Een tros met witte bloemen.  Look-zonder-look bloeit in de tweede helft van de lente en de vroege zomer. Zoals bij alle soorten uit de Kruisbloemenfamilie hebben de bloemen vier kroonbladeren. Bij Look-zonder-look zijn de kroonbladeren tweemaal zo lang als de kelkbladeren. De plant kan tot 1 m hoog worden. De hauwen, dat zijn de typische vruchten, zijn lang.

Kruisbloemenfamilie

De kruisbloemenfamilie (cruciferae of brassicaceae) wordt veel gegeten: bloemkool, boerenkool, broccoli, spruitjes, witte kool, chinese kool, radijs, mosterd en koolrabi. Maar niet alle leden van deze familie zijn eetbaar. Sommige leden hebben een hoog erucazuurghalte, wat het niet veilig maakt ze in grote hoeveelheden te eten. De familie komt wereldwijd voor en bestaat uit zowel eenjarige, tweejarige als overblijvende planten. De bloemen van de kruisbloemigen hebben vier kroon- en vier kelkblaadjes die in een kruis tegenover elkaar staan. Ze zijn daardoor gemakkelijk te herkennen.

Kenmerken

Look-zonder-look is een algemeen voorkomende plant. Binnen de kruisbloemenfamilie is de soort gemakkelijk te herkennen aan de witte bloemen, het blad en de geur. Na het wrijven van een blad komt er een geur vrij die volgens sommigen op uien lijkt, maar door de meeste mensen als knoflook wordt aangeduid. De botanische naam Alliaria is afgeleid van het woord voor Ui of in het wat oudere Nederlands of Vlaams Look (Allium). Niet alleen de bladeren verspreiden de uiengeur, maar ook de zaden en wortels doen dat. Dat het geen soort uit het geslacht Ui is, blijkt bij beschouwing van de ondergrondse delen: er is geen bol aanwezig, maar een normaal wortelstelsel. De bladeren aan de voet van de plant zijn lang gesteeld. De bovenste bladeren zijn hartvormig en onregelmatig getand. De stengels zijn niet vertakt en gaan meestal recht omhoog. De favoriete standplaats is op vochtige, voedselrijke grond in loofbossen, langs bospaden en beken, liefst enigszins in de schaduw, dus vaak aan de zoom van parken en bossen en in heggen. Voor de oranjetipvlinder is het de waardplant.

Lelietje der dalen

Laren 17 mei 2015


Lelietje-der-dalen (Convallaria majalis)

Vindplaats: Laren, Prikkebos bij Rijksweg oost, 14 mei 2015, onder bomen
Vindplaats google maps

Bloeiwijze: De bloeiwijze is een tros met daaraan witte bloemen. De witte bloemen zijn klokvormig en de tweemaal 3 bloemdekbladen zijn met elkaar vergroeid. Aan de enigszins omkrullende bladslippen is te zien dat er in totaal 6 bloemdekbladen zijn. De bloemen hangen aan gekromde steeltjes waaraan een vliezig schutblad zit. De bloemen ruiken sterk. Na bestuiving en bevruchting groeit het bovenstandig vruchtbeginsel uit tot een bes. Deze is pas in het najaar rijp en kleurt dan rood. Meestal zijn de bladeren tegen die tijd al aan het verwelken.

Aspergefamilie
Hoewel de Nederlandse naam anders zou doen vermoeden (behorende tot de lelie-familie), behoort deze plant tot de aspergefamilie. De aspergefamilie (Asparagaceae) is een familie van eenzaadlobbige planten, genoemd naar de welbekende asperges. Het zijn over het algemeen kruidachtige, overblijvende planten, met bollen, knollen of wortelstokken. De bloemen zijn in trossen of pluimen, vaak vergroeid met de bloemdekbladen. De vrucht is een doosvrucht of een bes.

Kenmerken
Volgens het woordenboek der Nederlandsche taal mag zowel lelietje-van-dalen als lelietje-der-dalen. De vroegere Latijnse naam van de plant is ook letterlijk lelietje-der-dalen (lilium convallium). Het gebruik van 'der' sluit beter aan bij het Franse 'lis des vallees'  of het Engelse ' lily of the valley' .  De plant is giftig en komt vooral voor in bosrijke streken en kan daar woekeren via wortelstokken. Het lelietje-der-dalen is de nationale bloem van Finland. Lelietje-van-dalen komt in Nederland en België voor in loofbossen met een vochtige en matig voedselrijke bodem. Het zijn bossen die tot de meest soortenrijke typen horen. Ook vinden we de soort wel in duinvalleien, waar de vegetatie de neiging heeft zich naar een bos te ontwikkelen. Het is inheems in een groot deel van Europa, in het gebied van de Kaukasus en in West-Siberië. Het is ook een geliefde tuinplant.


Kruldistel

Laren, 17 mei 2015



Kruldistel (Carduus Crispus)

Vindplaats: Eemnes, Stammeweg, 5 mei 2015, in de berm

Bloeiwijze: De bloeiwijze is een hoofdje dat wel kegelvormig lijkt, maar het gedeelte met de bloemen is toch schotelvormig, met zoals andere leden van deze familie. Kruldistel is snel als distel herkenbaar. Het is een plant die tot 1,3 meter hoog kan worden. De stengel vertakt soms, maar vaak alleen boven in de plant zodat er een aantal groepjes van zo'n 5 bloemhoofdjes in kluwens bij elkaar staan. Tijdens de bloei zijn de bolvormige hoofdjes 1,5 tot 3 centimeter in doorsnee en in volle bloei zijn ze 2,5 centimeter lang. 
Composietenfamilie
De composietenfamilie is een van de grootste plantenfamilies, met wel 23.000 soorten, zie bijvoorbeeld de paardenbloem en het madeliefje. Een bloem van een soort van deze familie is eigenlijk een verzameling van een groot aantal kleine bloemetjes. Bekende soorten zijn de paardebloem, zonnebloem, de andijvie en de kamille. De bloemen kun bestaan uit buisbloemen en/of lintbloemen en/of straalbloemen. 


Kenmerken
Als soort is de Kruldistel, Carduus crispus L., uit de Composietenfamilie te vinden op wat ruigere plekken in ons landschap. Van oorsprong staat ze op lichte plekken in rivier- of beekbegeleidende bossen waar door hoogwater allerlei aanspoelsel wordt neergelegd, een natuurlijke vorm van bemesting. Vandaar dat je haar ook vindt in grasland waar op open plekken wat puin of iets dergelijks is terecht gekomen, langs wegen of op kleiige dijkhellingen. Als deze tweejarige soort zich gevestigd heeft en kiemt zal ze in het eerste jaar een rozet vormen; als dan voldoende voorraad aangelegd kan worden in het wortelstelsel, zal ze het tweede jaar een stengel vormen en gaan bloeien. Indien de hoeveelheid mineralen niet voldoet voor een goede ontwikkeling in het eerste jaar, zal ze nog een of twee jaar langer enkel als rozet aanwezig zijn



Korenbloem

Laren, 17 mei 2015


Korenbloem (Centaurea cyanus)

Vindplaats: Veerweg, Laren, in de berm, 14 mei 2015
Vindplaats google maps

Bloeiwijze: De bloeiwijze bestaat uit hoofdjes en opvallend zijn de steriele bloemen aan de buitenrand van het hoofdje. Deze grote trompetvormige randbloemen zijn steriel (onvruchtbaar) en dienen enkel als advertentie en maken het hoofdje veel groter, waardoor insecten er gemakkelijker door worden aangetrokken. De binnenste bloemen zijn vruchtbaar en bevatten de tot een koker vergroeide helmknoppen. De bloeiperiode is van juni tot augustus. De bloemen zijn tweeslachtig. De kleur is opvallend blauw, soms wit of paarsrood.

Composietenfamilie 

De composietenfamilie is een van de grootste plantenfamilies, met wel 23.000 soorten, zie bijvoorbeeld de paardenbloem en het madeliefje. Een bloem van een soort van deze familie is eigenlijk een verzameling van een groot aantal kleine bloemetjes. Bekende soorten zijn de paardebloem, zonnebloem, de andijvie en de kamille. De bloemen kun bestaan uit buisbloemen en/of lintbloemen en/of straalbloemen. 

Kenmerken
De korenbloem is een eenjarige plant en dankt zijn naam aan de traditionele groeiplaats, op akkers tussen het graan. Doordat de plant weinig ruimte nodig heeft kan hij tussen het hoge graan overleven. Tegenwoordig is de plant meer in bermen aan te treffen. De plant kan wel 20 bloemen vormen, die veel nectar produceren. De korenbloem is sinds 1968 de nationale bloem van Estland. De korenbloem is afgebeeld in het wapen van Blaricum. In 1923 droegen de inwoners van de gemeente Blaricum korenbloemen in hun revers om aan te geven dat zijn niet met de gemeente Laren wilden fuseren.






Grote en kleine brandnetel

Laren, 17 mei 2015



Grote en kleine brandnetel (Urtica dioica en Urtica urens)

Vindplaats: Eemnes, Stammeweg, 5 mei 2015, in de berm (zie foto)
Vindplaats google maps

Bloeiwijze: De bloeiwijze is een pluim. De grote brandnetel is een tweehuizige plantensoort (zowel mannelijke als vrouwelijke planten). Meestal vind je grote groepen, ontstaan via wortelstokken, van hetzelfde geslacht bij elkaar. De bloeiwijze van de mannelijke en van de vrouwelijke plant verschillen bij goede beschouwing (de bloemen zijn tamelijk onopvallend, het is een windbestuiver) van elkaar. De mannelijke planten hebben kortere zijtakken en de piepkleine bloemetjes zijn bij rijping geel van kleur. De bloeiwijze van de vrouwelijke planten zijn ook een soort pluimen van kleine groene bloemetjes die in de oksels van de bladeren staan. De kleine brandnetel is eenhuizig. De bloemen zijn daar groenachtig, vele vrouwelijke bloemen groeien samen met enkele mannelijke bloemen in rechtopstaande of schuin opzij staande aarvormige bloeiwijzen, die meestal korter zijn dan de bladstelen.

Mannelijke bloemen grote brandnetel                                      Vrouwelijke bloemen grote brandnetel





















Brandnetelfamilie
De brandnetelfamilie (Urticaceae) is een familie van bedektzadigen. Het is niet bekend hoeveel soorten bedektzadigen er zijn. De meest waarschijnlijke schattingen lopen uiteen tussen de 200.000 en de 450.000 soorten. Ze worden gekenmerkt door bloemen en doordat ze zich voortplanten door zaden en vruchten. In Nederland komen vier soorten voor: de grote brandnetel, de kleine brandnetel, het groot glaskruid en het klein glaskruid. Ook het slaapkamergeluk (verwilderd) is familie.

Kenmerken


Er zijn twee soorten brandnetel: de grote en de kleine brandnetel. Wat ze met elkaar gemeen hebben zijn allereerst de netels. De netels zijn brandharen, die uit een cel bestaan en in de top priemvormig uitlopen. Daar zit een knopje dat breekt bij aanraking waarna het de vorm krijgt van een injectienaald die in de huid dringt. In het celsap zit histamine en dat veroorzaakt de jeuk. Wat ze ook gemeen hebben is de voorliefde voor bemeste grond. Het is een echte stikstof-indicator. De grote brandnetel kan wel 4 meter hoog worden. De kleine brandnetel is vooral wijdverspreid. Urtica komt van het Latijnse urere (branden). Urens betekent brandend. Dioica komt van het Griekse de-oikos en betekent tweehuizig.


Gewoon biggenkruid

Laren 17 mei 2015


Gewoon biggenkruid (Hypochaeris radicata)

Vindplaats: Laren, berm parkeerterrein Witte Bergen, 14 mei 2015
Vindplaats google maps


Bloeiwijze:De bloem is geel. Net als bij andere leden van de familie van de composieten samengesteld uit een groot aantal kleine bloemetjes (schotelvormig bloemhoofdje). Er zijn alleen lintbloemen aanwezig. De buitenste lintbloemen zijn groen of grijs aan de onderzijde/ Het hoofdje zit op een kale, bovenaan vertakte stengel met kleine schutblaadjes. De bloeiperiode loopt van juni tot september. Gewoon biggenkruid is een zeer algemeen voorkomende, overblijvende plant, die groeit op droge tot vochtige, voedselrijke, open grond in graslanden en bermen, op dijken en langs heiden.


Composietenfamilie
De composietenfamilie (Compositae of Asteraceae, samengesteldbloemigen, zie madeliefje en paardenbloem) is een van de grootste plantenfamilies, met wel 23.000 soorten. Een bloem van een soort van deze familie is eigenlijk een verzameling van een groot aantal kleine bloemetjes. Bekende soorten zijn de paardebloem, zonnebloem, de andijvie en de kamille. De bloemen kun bestaan uit buisbloemen en/of lintbloemen en/of straalbloemen. 


Kenmerken
Gewoon biggenkruid is een soort paardenbloem. De plant groeit op allerlei plaatsen, vooral waar de grond voedsel- en kalkarm is. De stengel is onbehaard en met melksap gevuld. De soort wordt 30-60 cm hoog. De bladeren vormen een breed langwerpig bladrozet, dat getand kan zijn of afgeronde insnijdingen kan hebben. Meestal zijn ze ruw behaard. De eindlob is afgerond. Gewoon biggenkruid draagt een nootje met een lichtbruine haarkroon.

Al in de romeinse tijd kwam biggenkruid in onze streken voor, zoals blijkt uit archeologische vondsten. Biggenkruid is rijk aan eiwit en aan mineralen, zoals calcium en fosfor. Dus zeer geschikt om door grazende dieren te worden gegeten. Omdat het bladrozet op de grond ligt, kunnen koeien het niet eten. Schapen en varkens wel. Varkens zijn ook dol op de wortel, die zij met de snuit uit de grond wroeten. Zo kwam de plant aan zijn naam. De wetenschappelijke naam is grieks; Hypo = onder, Chaeris = big en radicata = wortel.


Gewoon biggenkruid is rijk aan nectar en wordt in de voorzomer veel bezocht door bijen. Een galwesp veroorzaakt gallen in de stengel. De biggenkruidboorvlieg legt haar eitjes in de bloemhoofdjes. De larven van de galwesp leven ook in de bloemhoofdjes. De galmijt heeft het voorzien op de bladeren. Hij leeft in de ingerolde bladrand. 



Gewone reigersbek

Laren, 17 mei 2015



Gewone reigersbek (Erodium cicutarium)

Vindplaats: Laren, Laarder Eng, Veerweg, in de berm bij Prikkebos, 14 mei 2015
Vindplaats google maps

Bloeiwijze: De gewone reigersbek heeft een enkelvoudig scherm van 5 tot 7 bloemen. De bloemen zijn 8 tot 17 mm groot en helder roze, soms wit. Reigersbek bloeit vanaf april tot en met oktober met 5-tallige, licht helder roze of witte bloemen, die met 3 tot 7 een enkelvoudig scherm vormen. De kroonbladen zijn niet alle 5 even groot; 2 zijn kleiner. Bij gewone reigersbek hebben de kleinere kroonbladen een grijswitte vlek aan de basis. Bij duinreigersbek ontbreken die vlekjes.

Ooievaarsbekfamilie

De ooievaarsbekfamilie (Geraniaceae) is een familie van bloeiende planten die in de gematigde tot warme streken voorkomen, vooral in zuidelijk Afrika. De familie telt circa 800 soorten met de geslachten Geranium, Pelargonium en Erodium (reigersbek). Bij alle planten bevindt zich aan de bovenkant van de vrucht een smalle, snavelachtige vorm. Vandaar de Nederlandse namen ooievaarsbek en reigersbek, maar ook de uit het Grieks stammende namen Geranos (kraanvogel), pelargos (ooievaar) en erodios (reiger). Cicutarium betekent als Cicuta (Waterscheerling).


Kenmerken
In sommige flora's wordt reigersbek verdeeld in 2 ondersoorten : gewone reigersbek (subsp. cicutarium) en duinreigersbek (subsp. dunense Andreas). Reigersbek is een eenjarige plant van 5 tot 60 cm hoog. Ze groeit op open, droge, matig voedselrijke zandgrond in akkers, bermen en duinen. Duinreigersbek is vrij algemeen in de duinen, elders aangevoerd met duinzand. Gewone reigersbek is vrij zeldzaam in Zeeland, Zuid- en Noord-Holland, het noorden van Friesland en Groningen en in Zuid-Limburg. In de rest van de Nederland is ze zeer algemeen.

Reigersbek is van de andere ooievaarsbeksoorten met kleine helder roze bloemen, zoals robertskruid en zachte ooievaarsbek, te onderscheiden door het blad. Reigersbek heeft oneven dubbel veervormig samengestelde bladeren; de andere ooievaarsbeksoorten hebben handvormig gelobde of 3-5 tallige bladeren.



Bleke klaproos

Laren, 17 mei 2015



Bleke klaproos (Papaver dubium)

Vindplaats: Hilversum, Weg over Anna's Hoeve, 14 mei 2015, in de berm
Vindplaats google maps
 
Bloeiwijze: De klaproos heeft maar 1 bloem per stengel, de eindstandige enkelvoudige bloem. Van laat in de lente tot en met augustus bloeit de Bleke klaproos. De bloemen vallen direct op door de grote bloemen met grote, maar fijne en dunne bleekrode tot oranjerode kroonbladen die snel verschrompelen of afvallen. Voor de bloei hangen de bloemknoppen aan de lange bloemstelen naar beneden gebogen en dan zijn de twee harige kelkbladen die de hele bloem omhullen zichtbaar.

Papaverfamilie
De papaverfamilie (Papaveraceae) omvat kruiden met meestal giftig wit of geel melksap. Het is een familie van tweezaadlobbige planten. Het bekendste product van het melksap is opium, vervaardigd van ingedroogd melksap van de slaapbol of opiumpapaver (papaver somniferum). Een ander bekend product is blauwmaanzaad.

Kenmerken
De plant is geheel behaard met afstaande stijve haren op stengels en bladeren, maar de haren aan het bovenste deel van de bloemstengel zijn aangedrukt, een duidelijk onderscheid met de grote klaproos. De Bleke klaproos komt voor rondom de Middellandse zee en in het grootste deel van Europa. Ze was, behalve in het noordoosten van Nederland een algemeen voorkomende graanakker plant, maar tegenwoordig komt de plant vooral voor op open zanderige, redelijk voedselrijke terreinen, spoorbermen, kanten van wegen, in de duinen en op verstoorde plaatsen. Als een verstoorde bodem, waar in eerste instantie veel klaprozen op verschijnen langere tijd met rust gelaten wordt, zie je klaprozen na enige jaren sterk in aantal teruggaan.


De klaproos wordt al sinds de Oudheid in verband gebracht met de dood. Door de slaapverwekkende opiaten die sommige papavers bevatten stond de plant bij zowel de Grieken als de Romeinen symbool voor de eeuwigdurende slaap. Veel graven en tombes uit de Oudheid zijn dan ook voorzien van een afbeelding van de klaproos. Pas in de twintigste eeuw werd de plant specifiek een symbool voor de gevallen soldaten. Op 2 mei 1915 was de Canadese chirurg John McCrea getuige van de begrafenis van zijn vriend, luitenant Alexis Helmer. Helmer was één van de ruim 70.000 Geallieerde slachtoffers van de Tweede Slag om Ieper, de eerste veldslag waarbij het Duitse leger gifgas inzette. Het viel McCrea tijdens de ceremonie op dat de graven van de gevallen soldaten voornamelijk begroeid waren door klaprozen. Het inspireerde hem tot het schrijven van “In Flanders Fields”, een gedicht over de oorlog en de dood.


In Flanders fields, the poppies blow
Between the crosses, row on row
That mark our place; and in the sky
The larks, still bravely singing, fly
Scarce heard amid the guns below…
We are the Dead. Short days ago
We lived, felt dawn, saw sunset glow,
Loved, and were loved, and now we lie
In Flanders fields…
Take up our quarrel with the foe:
To you from failing hands, we throw
The torch; be yours to hold it high.
If ye break faith with us who die
We shall not sleep, though poppies grow
In Flanders fields…

Het stuk van McCrea werd later dat jaar gepubliceerd in het Engelse tijdschrift Punch en groeide uit tot één van de bekendste gedichten over de Eerste Wereldoorlog. In 1918 schreef de Amerikaanse schrijfster Moina Michael een eerbetoon aan het werk met haar eigen gedicht “We Shall Keep the Faith”. Ze verwees hierien ook naar de klaproos en stelde dat die voortaan symbool moest staan voor de oorlogshelden. Op 9 november 1918, twee dagen voor het einde van de Eerste Wereldoorlog, begon ze voor het eerst met het uitdelen van klaprozen als herdenkingssymbool. Twee jaar later was het American Legion, de Amerikaanse stichting voor oorlogsverteranen, de eerste organisatie die de klaproos officieel als haar symbool koos. Het werd al snel een traditie onder de leden om bij de herdenking van de Eerste Wereldoorlog op 11 november een klaproos op het uniform te dragen. Niet veel later verspreidde het gebruik zich ook naar de veteranen in onder andere Groot-Brittannië en Canada. Al snel werd besloten om klaprozen van papier of plastic te gebruiken, omdat de blaadjes van de echte klaproos zo snel loslaten. De kunstmatige varianten worden tegenwoordig vaak verkocht door de veteranenorganisaties om op die manier geld op te halen voor hun stichting.